Gebrekverschijnselen
Start
Omhoog
Voorschriften

MAÏS

Een vergelijkend onderzoek tussen de volledige voeding en een stikstofloze cultuur

Ronald van Aken

Lukas van der Bel

Yurriaan van Duyn

M2LA

 

Rijn IJssel College unit Laboratoriumtechniek


Voorwoord

Dit is het verslag gaat over de gebrekverschijnselen bij maïs is gemaakt door de studenten R. v. Aken, Y. v. Duyn en L. v.d. Bel van de Rijn IJssel College uit M2LA en is in opdracht van de docenten biologie, chemie en Nederlands. Dit verslag is bedoeld voor geïnteresseerden. Tot slot wil ik de dhr. Van Laar bedanken voor zijn hulp bij het verrichten van de biologische proeven, dhr. Van Prooyen voor zijn hulp bij het verrichten van de chemische experimenten en dhr. Goldsmidt voor zijn hulp bij het tot stand komen van dit verslag.


INHOUDSOPGAVE:

Samenvatting

Woordenlijst & symbolenlijst

Logboek

H 1 Inleiding blz. 1

H 2 Werkwijze en benodigdheden blz. 2

H 3 Resultaten uit de

gebrekverschijnselenproef blz. 4

H 4 Conclusie blz. 6

Literatuurlijst blz. 7

BIJLAGEN

Bijlage I blz. 9

Bijlage II blz. 10

Bijlage III blz. 13

Bijlage IV blz. 18


Samenvatting.

Kort samengevat gaat dit verslag over het project gebreksversijnslen. In dit project hebben we bekeken wat er gebeurt als je een bepaalde voedingsbron weg laat. In ons geval is dat stikstof (N). als eerste hebben we 20 kleine maïs plantjes in een hydrocultuur gezet en dat dus geen stikstof bevatte. Om de twee weken en dat voor 8 weken lang hebben we er steeds drie geoogst en bekeken wat voor en gebreken ze hebben vertoond en vergeleken met andere groepen die andere stoffen hebben weggelaten. Ook hebben we elke week de hydrocultuur getest op electrische geleidbaarheid en de pH gemeten. Wat is gebleken is dat als je stikstof weglaat dan komt er necrosis in hoge maten voor. De pH steeg en de EGV daalde drastisch. Daarbij bleven de plantjes erg klein en een aantal gingen dood. In tegen stelling tot de volledige voedingsoplossing die het veel beter heeft gedaan. En ook veel beter is gegroeid. Kortom maïs heeft dus wel degelijk stikstof nodig.


WOORDENLIJST
Anthocyaanvorming het paars worden van de stengel of bladvoet
EGV Electrische geleidbaarheid
Kb baseconstante
Kz zuurconstante
Necrosis het afsterven van jonge bladeren en knoppen
Nucleïnezuren bouwstoffen van DNA en RNA
SYMBOLENLIJST
NO3- nitraat-ion
NH4+ ammonium-ion

Logboek

Ronald van Aken, Lukas van der Bel, Yurriaan van Duyn

Datum

Naam

Werkzaamheden

Week 1

Ronald + Yurriaan

Opstelling gecorrigeerd

08-11-99

Ronald

pH gemeten, drooggewicht bepaald

08-11-99

Lukas

EG gemeten, water bijgevuld, percentages en diameters bepaald

Week 3

Ronald + Yurriaan

pH & EG gemeten, water bijgevuld

22-11-99

Lukas

pH & EG gemeten, drooggewicht bepaald

22-11-99

Ronald + Yurriaan

Percentages en diameters bepaald

29-11-99

Lukas

Water bijgevuld

29-11-99

Ronald + Yurriaan

Opstelling gecheckt

06-12-99

Ronald + Yurriaan

Drooggewicht bepaald, percentages en diameters bepaald

06-12-99

Lukas

pH & EG gemeten, bak opgeruimd en schoongemaakt

13-12-99

Yurriaan

Drooggewichten bepaald

16-12-99

Ronald + Yurriaan

Spectrofotometrische bepaling van ijzer

21-12-99

Ronald + Yurriaan

Spectrofotometrische bepaling van fosfor in gewas

11-01-00

R + L + Y

Spectrofotometrische bepaling van fosfor in gewas

     

WERKSTUK

 

Ronald + Yurriaan

Omslagpagina

 

Ronald + Yurriaan

Titelpagina

 

Lukas

Voorwoord

 

Yurriaan

Inhoudsopgave

 

Lukas

Samenvatting

 

Ronald + Yurriaan

Woordenlijst & Symbolenlijst

 

Ronald

H1 Inleiding

 

Ronald

H2 Werwijze en benodigdheden

 

Yurriaan

H3 Resultaten

 

Yurriaan

Conclusie

 

R – L – Y

Literatuurlijst

 

Ronald

Bijlage I

 

Lukas

Bijlage II

 

Ronald + Yurriaan

Bijlage III

 

Ronald + Yurriaan

Bijlage IV


HOOFDSTUK 1

Inleiding

Dit werkstuk gaat over maïs, de groei en de voedingstoffen die een maïsplant nodig heeft. In de biologiepractica hebben wij een voedingsoplossing gemaakt. Maar aan deze voedingsoplossing is geen stikstof toegevoegd. Vervolgens hebben de maïsplanten er in gezet en een aantal weken in de gaten gehouden. De metingen en waarnemingen zijn bijgehouden in ons labjournaal. Het doel van de practica is dat er een verslag over de ontwikkeling van de maïsplanten geschreven wordt Dit wordt beoordeeld door de biologieleraar en de leraar Nederlands, het belang van de proef zelf is om er achter te komen welken stoffen de planten nodig hebben en wat het gevolg is als er een stof ontbreekt. Daarom zal eerst wat informatie volgen waarvoor stikstof in een plant gebruikt wordt en wat de gevolgen waarschijnlijk zullen zijn.

Stikstof is een belangrijk onderdeel voor het maken van eiwitten, nucleïnezuren, chlorofyl en moleculen die een belangrijke rol bij de stofwisseling spelen. Stikstof komt in veel verbindingen voor. Er zijn maar een paar soorten verbindingen die een plant kan opnemen. De belangrijkste is NO3- maar ook NH4+ kan opgenomen worden. Als er te weinig of zelfs geen stikstof aanwezig is dan zullen de volgende dingen bij de plant gebeuren. Er zal een vermindering in groei plaats vinden, omdat de celdeling langer gaat duren. De planten zullen niet volledig ontwikkelen en klein blijven. Omdat er geen of minder chlorofyl wordt aangemaakt (chlorofyl is een belangrijke stof voor de fotosynthese) zal de fotosynthese achteruit gaan hierdoor zullen er gele bladeren ontstaan. De oudere en rijpere delen van de plant zullen hun bladeren verliezen, omdat stikstof van de rijpe delen naar de onrijpe delen kan stromen. De wortels zullen harder groeien in verhouding met de spruit. En er zal anthocyaan vorming plaats vinden, omdat de koolhydraten niet meer kunnen worden omgezet.

Andere belangrijke stoffen voor een plant zijn fosfor, magnesium, ijzer en kalium Onze klas is verdeeld in 6 groepen 5 testen een voedingsoplossing met een onbrekende stof en 1 de volledige oplossing.

De hypothese is gebaseerd op de theorie en luidt als volgt:

Onze planten die dus geen stikstof toegevoegd hebben gekregen zullen:

Niet veel groter worden als het ontkiemde plantje

Geen maïskolven krijgen

gele bladeren krijgen (chlorosis)

Er zal veel anthocyaanvorming plaats vinden

De EGV waarde gaat dalen, omdat de planten de andere voedingstoffen wel zal opnemen. Als de voedingstoffen minder worden, dan zal de EGV waarde ook minder worden.

De pH waarde van 5,14 (zie bijlage I) zal gaan stijgen. Omdat de sporenelementen voor een zuur milieu zorgen, pH< 7, zal als de hoeveelheid sporenelementen minder wordt de pH gaan stijgen.


HOOFDSTUK 2

Werkwijze en benodigdheden

De benodigdheden voor het maken van een hydrocultuur zijn:

24 ontkiemde zaden

Filtreerpapier

1 bak met een inhoud van 20 liter + een deksel met 48 gaten erin

47 schuimplastic stoppen

Demiwater

Voedingsstoffen (zie tabel hieronder)

Lampen

Een stuk slang en apparatuur voor de beluchting

pH-meter

EC-meter

Bekerglazen

Tabel 1 Voedingsoplossingen voor hydrocultuur

Oplossing

Aantal ml toevoegen

12% CaCl2

100

10% KH2PO4

50

10% MgSO4 . 7 H2O

50

12% KCl

20

Sporenelementen oplossing

20

Fe-EDTA

8

Werkwijze:

Voordat de maïszaden gebruikt kunnen worden moeten ze eerst ontkiemen. De beste manier om ze te laten ontkiemen is als volgt: een week voor dat de maïszaden gebruikt worden voor de proef moeten ze in een bak met scherp zand worden gelegd. Ook moet het donker zijn, daarom moet er een vel filtreerpapier over de bakken worden gelegd. Aan de planten moet natuurlijk water worden toegevoegd. Dit moet niet teveel zijn.

De proef zelf gaat als volgt:

Vul de bak voor ongeveer tweederde met demiwater.

Voeg de benodigde voedingsstoffen toe.

Snij bij 24 stoppen de stoppen verticaal tot de helft van de dikte door. (zie tekening volgende bladzijde)

Verwijder voorzichtig de maïskorrel van de planten (zo kunnen ze geen reservevoedsel gebruiken).

Doe de 24 plantjes ter hoogte van de stengel/ wortel in de gesneden stoppen.

Zet de bakken onder daglichtlampen in de kweekkamer. En controleer of de beluchtingslang het doet.

Vul de bak met demiwater zodat het vloeistofpeil 2 cm onder de rand zit.

Doe de 24 plantjes en hun stop om de 2 gaten in de deksel.

Zorg ervoor dat de wortels in het water komen.

Stop de andere 23 gaten af met een gewone stop.

Doe in het laatste gat de beluchtingslang.

De concentraties van de speciale stoffen worden lager, omdat je verdunt. De verdunning gaat als volgt: de speciale stoffen worden in de benodigde hoeveelheden (zie tabel) toegevoegd aan de bak waar al voor tweederde water in zit. Vervolgens wordt deze aangevuld tot 20 liter ( Zie werkwijze). De concentraties na de verdunning kun je uitrekenen. Zie bijlage I. Bijlage I is ook het verdunningsschema.

Als de proef is ingezet dan moet er nog wel onderhoud aan verricht worden.

Tijdens de biologiepractica moet er een watermonster genomen worden. Hiervan moeten de pH en EC van genomen worden. Voordat men het watermonster mag nemen moet eerst het water wat verdampt is en het water dat opgenomen is door de planten worden bijgevuld. Het watermonster mag niet worden weggegooid, want dan gooi je ook voedingsstoffen weg. Daarnaast moet op woensdag of donderdag nog een keer water worden bijgevuld.

Er moet 1x in de 2 weken worden geoogst, dit houdt in dat er 3 planten uit de bak worden genomen. Hierbij moet er wel opgelet worden of de planten representatief zijn voor de hele bak. Zijn de planten goed dan moeten ze op de volgende punten gecontroleerd worden:

Chlorosis

necrosis

anthocyaanvorming

dwerggroei

ijle/ slanke en houterige stam of stengel

slecht ontwikkeling van bloemen of voortplantingsorganen, slecht vruchtzetting

ontwikkeling van het wortelstelsel

aantal bladeren, breedte van de bladeren en de verhouding van chlorosis

Van de weken 0, 4 en 8 moet er dus een plantenmonster genomen maar ook bewaard worden. Tijdens de chemie practica zullen er proeven meegedaan worden. Het nemen van het monster gaat als volgt. Van 3 planten, ( na 8 weken heb je 15 planten voor een monsterbepaling gebruikt) scheidt je de wortel en spruit. De wortels doe je bij elkaar in een papieren zakje, en de spruiten doe je bij elkaar. Vervolgens zet je beiden in een stoof met een temperatuur van 105 oC. Dit moet een week blijven staan (minstens 24 uur). Na een week ga je het drooggewicht van beiden bepalen.

Figuur 1 Doorsnede Stop


HOOFDSTUK 3

 

Resultaten uit de gebrekverschijnselenproef

 

In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven uit de gebrekverschijnselenproef. Dit alles in overzichtelijke tabellen en grafieken. De resultaten worden samen weergegeven met de waarnemingen uit de proef met de volledige voeding.

 

Toelichting:

VV = waarneming "volledige voeding"

-N = waarneming "zonder stikstof"

 

Tabel 2 Verloop pH

Week

VV

-N

0

5,1

5,0

2

6,0

5,4

4

6,2

5,3

6

6,4

5,5

8

6,5

5,5

         

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 3 Verloop EGV (mS)

Week

VV

-N

0

1435

1460

2

1370

1446

4

1405

1372

6

1490

1292

8

1551

1271

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 4a Verloop plantengroei

diameter blad (mm)

Week

VV

-N

0

2

9,60

5,69

4

8,85

5,38

6

9,96

7,73

8

16,70

5,40

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 4b Verloop plantengroei

diameter stengel (mm)

Week

VV

-N

0

2

0,33

2,00

4

4,33

1,80

6

5,00

3,00

8

7,00

2,27

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 5a Drooggewicht spruit (gram)

Week

VV

-N

0

0,29

0,29

2

0,33

0,16

4

0,56

0,21

6

1,11

0,60

8

1,53

0,26

 

 

 

Tabel 5b Drooggewicht wortel (gram)

Week

VV

-N

0

0,11

0,11

2

0,08

0,11

4

0,05

0,08

6

0,20

0,19

8

0,16

0,17

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 6a Ratio groen (%)

Week

VV

-N

0

2

97

67

4

88

60

6

93

45

8

95

32

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 6b Ratio chlorosis (%)

Week

VV

-N

0

2

0

0

4

0

0

6

0

0

8

0

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 6c Ratio anthocyaan (%)

Week

VV

-N

0

2

0

30

4

0

36

6

1

45

8

2

52

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 6d Ratio necrosis (%)

Week

VV

-N

0

2

3

3

4

12

4

6

5

10

8

3

15


HOOFDSTUK 4

 

CONCLUSIE

 

Ons onderzoek is ten einde en nu kunnen we onze conclusies trekken uit de gestelde hypothese. Het team heeft ontzettend goed zijn best gedaan om de gegevens zo goed en betrouwbaar mogelijk te verzamelen.

- Over de plantengroei hadden we aardig gelijk. De blad- en stengeldiameters sukkelen een beetje rond de beginstand. In beide grafieken (tabel 4a & 4b) zit een zeer duidelijk patroon van het stijgen en daarna weer terugvallen van de plantengroei.

- We hadden ook gelijk over de maïskolvengroei. Er waren totaal geen kolven gevormd.

- De gele bladeren (necrosis, tabel 6d) zijn ontstaan. Vooral in de laatste twee weken heeft de aandoening goed huisgehouden, maar liefst 15% van de plantenbladeren waren geel of hadden gele delen.

- De anthocyaanvorming is ook ontstaan. Direct vanaf de tweede week werden de planten rood/paars van kleur. Aan het einde van het onderzoek zat meer dan de helft onder de anthocyaan.

- Over het verloop van de EGV hadden we ook gelijk. Er is duidelijk een daling te zien in de loop van het onderzoek.

- De pH is ook gestegen. Het is minder dan we verwacht hadden, maar het scheelt toch pH = 0,5 met de beginstand.

Al met al is het een vruchtbaar onderzoek geweest. Het heeft de resultaten opgeleverd die we verwacht hadden en we hebben er een hoop van geleerd.


LITERATUURLIJST

Susan Budavari, Maryadele J. O’Neill, Ann Smith, Patricia E. Heckelman, The Merck Index, An encyclopedia of chemicals, drugs, and biologicals. Eleventh Edition,Rahway, N.J. USA.,1989

Uitgave van NIA’TNO, vereniging van Nederlandse chemische industrie/VNCI, Samson, CHEMIEKAARTEN, Gegevens voor veilig werken met chemicaliën. 14e editie,1999,Alphen aan den Rijn 1998

Bundel Gebrekverschijnselen

Deel 2 M2L


BIJLAGEN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


BIJLAGE I

In deze bijlage staat het verdunningsschema en de berekeningen voor concentraties en pH.

Tabel 7 Verdunningsschema

stof

m (mg)

C (mg/l)

C (g/l)

C (mol/l)

Mm (g/mol)

pH

12% CaCl2

12,0

0,6

6.10-4

5,41.10-6

110,98

4,52

10% KH2PO4

5,0

0,25

2,5.10-4

1,84.10-6

136,082

6,47

10%MgSo4.7H2O

5,0

0,25

2,5.10-4

1,01.10-6

246,471

4,96

12% KCl

2,4

0,024

2,4.10-5

3,22.10-7

74,55

3,75

FE-EDTA

-

-

-

-

-

-

Berekeningen:

mV% = (m / V) x 100% à  m = (mV / 100%) x V

pH = [H3O+] = -log (Ö Kz . cz)

pH = 14 - -log (Ö Kb . cb)

c (mol/l) = c (g/l) / Mm

Tabel 8 Sporenelementen

Sporen-

elementen

m

(mg)

C

(mg/l)

C (g/l)

C

(mol/l)

Mm (g/mol)

pH

H3BO3

611,1

30,56

3,06.10-2

4,95.10-4

61,832

?

MnCl2

388,8

19,44

1,94.10-2

1,54.10-4

125,84

5,24

CaSo4

55,5

2,78

2,78.10-3

1,74.10-5

159,616

5,58

ZnSo4

55,5

2,78

2,78.10-3

1,72.10-5

161,456

5,58

Al(So4)3

55,5

2,78

2,78.10-3

8,12.10-6

342,158

5,89

BiSo4

55,5

2,78

2,78.10-3

9,11.10-6

305,046

5,44

CoCl2

27,8

1,39

1,39.10-3

1,07.10-5

129,83

6,17

LiCl

27,8

1,39

1,39.10-3

3,28.10-5

42,391

5,26

KI

27,8

1,39

1,39.10-3

8,37.10-6

166,00

5,46

KBr

27,8

1,39

1,39.10-3

7,17.10-5

119,00

4,93

SnCl2

27,8

1,39

1,39.10-3

7,33.10-6

189,61

4,58

Tio2

55,8

2,79

2,79.10-3

3,49.10-5

79,878

11,77

Gemiddelde pH bij sporenelementen is 5,99

Gemiddelde pH totaal is 5,14


Spectrofotometrische bepaling van fosfor in een hydrocultuur BIJLAGE II

q Inleiding

De analyse berust op de vorming van een blauw gekleurd complex tussen ammoniummolybdaat en fosfaationen in aanwezigheid van antimoonoxyionen en ascorbinezuur. Dit complex heeft een absorptiemaximum bij 885 nm (indien niet haalbaar: 720).

In de hydrocultuur (en controlemonster) is het fosfor als H2PO4- ion aanwezig. In het gewas is fosfor niet als fosfaat aanwezig, maar gebonden aan organische stoffen. Voor de bepaling van fosfor in de hydrocultuur kan in een zuur milieu dus direct de kleurreactie worden toegepast.

q Vragen vooraf

1. Waarom moet aan alle maatkolven molybdaatreagens toegevoegd worden voordat de maatkolven worden aangevuld tot de streep?

2. Waarom is filtreren van monsteroplossing en destruaat belangrijk?

3. Waarom mag je alleen de concentratie berekenen m.b.v. de oplossingen die binnen de ijklijn vallen?

4. Verklaar of leidt de berekeningsformule af.

q Reagentia

Fosfaatstandaard (100 mg P/l)

Los 0,439 g KH2PO4 p.a. op in water en vul in een maatkolf aan tot 1 liter.

Molybdaatreagens

Los 4,8 g (NH4)6Mo7O24.H2O (ammoniumheptamolybdaat) en 0,25 g K(SbO)C4H4O6 . 2H2O (kaliumantimoonoxotartraat) op in 400 ml 2 mol/l zwavelzuur en vul aan tot 500 ml met 2 mol/l zwavelzuur.

Ascorbinezuuroplossing

Los 2 g ascorbinezuur (C6H8O6) op in 100 ml water.

q Analysemateriaal

Hydrocultuur + controlemonster

q Werkwijze

Monstervoorbereiding hydrocultuur:

Filtreer monster hydrocultuur en pipetteer (in duplo) hieruit 10 ml in een maatkolf van 100 ml, vul aan met water en homogeniseer.

IJklijn:

Verdun de fosfaatstandaardoplossing eerst 100 maal. Pipetteer in maatkolven van 50 ml respectievelijk 0, 10, 20, 30 en 40 ml van deze verdunde fosfaatstandaardoplossing.

Monsters:

Pipetteer in vier andere maatkolven van 50 ml respectievelijk 5 ml (in duplo) en 10 ml (in duplo) verdund monster hydrocultuur.

Pipetteer in twee andere maatkolven van 50 ml elk 10 ml controlemonster.

Breng in iedere maatkolf het volume op ca 40 ml. Voeg dan 2 ml ascorbinezuur en 5 ml molybdaatreagens toe. Meng goed, vul aan met demiwater en homogeniseer.

Laat de maatkolven tenminste 10 minuten en niet langer dan 30 minuten staan. Meet dan de extinctie bij 885 nm (indien niet haalbaar 720 nm).

 

q Uitwerking

· Bereken de concentraties fosfaat in mg P/l van de ijkoplossingen en teken de ijkgrafiek op mm-papier.

· Bepaal m.b.v. de ijklijn in Excel de concentraties (mg P/l) in de verschillende monsteroplossingen; neem hierbij alleen de oplossingen die binnen de ijklijn vallen.

· Bereken hieruit m.b.v. onderstaande berekeningsformule de concentraties in de monsteroplossingen.

· Maak een foutentabel (één per duplo) voor elke bepaling.

Voor controlemonster: cp = cl . (50 / Vm)

Voor hydrocultuur: cp = cl . (100 / 10) . (50 / Vm)

waarin:

cp = concentratie P in oorspronkelijke monsteroplossing (mg/l)

cl = concentratie P in verdunde oplossing volgens ijklijn (mg/l)

Vm = volume monsteroplossing waarmee kleurreactie is uitgevoerd (mg/l)

50 = volume maatkolf waarin kleurreactie is uitgevoerd (ml)

100/10 = verdunningsfactor hydrocultuur

q Waarnemingen: Zie tabel

Tabel 9 Extincties van monster bij 885 nm

 

IJkoplossingen (ml)

Extinctie

0

0.006

10

0.088

20

0.297

30

0.566

40

1.266

Hydrocultuurmonster 5 ml 1

0.389

Hydrocultuurmonster 5 ml 2

0.356

Hydrocultuurmonster 10 ml 1

0.767

Hydrocultuurmonster 10 ml 2

0.778

Controlemonster 10 ml 1

2.630

Controlemonster 10 ml 2

2.650

Blanco

0.000

q Berekeningen

De concentraties zijn:

De concentratie P in Hydrocultuurmonster 5 ml 1=1.297 mg/l

De concentratie P in Hydrocultuurmonster 5 ml 2=1.187 mg/l

De concentratie P in Hydrocultuurmonster 10 ml 1=2.558 mg/l

De concentratie P in Hydrocultuurmonster 10 ml 2=2.595 mg/l

De concentratie P in controlemonster 10 ml 1=8.773 mg/l

De concentratie P in controlemonster 10 ml 2=8.838 mg/l

Conclusie

De concentratie fosfor in de hydrocultuur si 0.248 mg/l

q Vragen

1. Vergelijk de gevonden concentratie in het controlemonster met de werkelijke waarde.

2. Vergelijk de gevonden concentratie in het hydrocultuurmonster met de concentratie in de volledige hydrocultuur voor de start van de gebrekverschijnselenproef.

Literatuur

Leene en Udo; Analytische scheikunde; 1 e druk; blz. 126 t/m 146


Spectrofotometrische bepaling van ijzer BIJLAGE III

q Inleiding

IJzer(II)ionen geven in een oplossing van pH 2 tot 9 met orthofenantroline een oranje gekleurd complex: [(C12H8N2)3Fe]2+. De lichtabsorptie van de gekleurde vloeistof wordt gemeten met een spectrofotometer. Er wordt een ijklijn opgesteld aan de hand van enkele standaardoplossingen. Het gehalte van het onbekende monster kan via de gemeten extinctie in de ijkgrafiek worden afgelezen. Om de juiste pH in te stellen wordt ammonia en zoutzuur gebruikt m.b.v. paranitrofenol als indicator. Voordat ammonia wordt toegevoegd breng je wijnsteenzuur in de oplossing: wijnsteenzuur vormt met ijzer een complex zodat geen ijzerhydroxide kan neerslaan. Hydroxylammoniumchloride (een sterke reductor) wordt toegevoegd om ijzer(III) te reduceren tot ijzer(II) en om te voorkomen dat ijzer(II) weer wordt geoxideerd.

Omdat ijzerionen aan glasoppervlak absorberen moet het glaswerk tevoren goed worden gespoeld met verdund zoutzuur en daarna met demiwater.

q Vragen vooraf

Lees eerst het hele voorschrift door en beantwoord de volgende vragen:

1. Zoek de structuurformule van o-fenantroline op.

ortho-fenantroline

 

 

 

 

2. Het ijzer-fenantroline-complex is oranje. Welke kleur licht zal het sterkst worden geabsorbeerd door dit complex? Bij welke golflengte moet volgens het voorschrift worden gemeten? Komt dit overeen?

Het ijzer-fenantroline-complex is oranje, dus de kleur blauw zal het meest worden geabsorbeerd. Volgens het voorschrift moet er gemeten worden bij 510 nm, terwijl je volgens de theorie bij een golflengte van 600-650 nm moet meten. Dit komt niet overeen met de theorie.

Hydroxylammoniumchloride wordt toegevoegd om te voorkomen dat ijzer(II) wordt geoxideerd tot ijzer(III).

3. Waarom mag ijzer(II) niet worden geoxideerd? Als tijdens de bepaling in het monster ijzer(II) wordt geoxideerd, komt de bepaling dan te hoog of te laag uit?

IJzer(II) mag niet geoxideerd worden, want dan ontstaat er ijzer(III) en dat slaat neer waardoor de bepaling te laag uitvalt, want de oplossing is dan niet meer homogeen.

4. Waardoor kan ijzer(II) tijdens de bepaling worden geoxideerd?

Door het toevoegen van hydroxylammoniumchloride kan het ijzer(II) worden

geoxideerd.

5. Waarom gebruik je hier een 5 cm cuvet i.p.v. een 1 cm cuvet?

Je gebruikt hier een 5 cm cuvet i.p.v. een 1 cm cuvet, omdat de "deeltjesdichtheid" bij een 1 cm cuvet te laag is om nauwkeurig te meten.

q Reagentia en apparatuur

Ammonia (2 mol/l)

Hydroxylammoniumchloride-oplossing (100 g/l)

Orthofenantroline.H2O of orthofenantroline.HCl

Paranitrofenol

IJzer(II)oplossing (20mg/l)

Wijnsteenzuuroplossing (100 g/l)

Zoutzuur (2 mol/l)

Spectrofotometer

Cuvet 5 cm

q Analysemateriaal

hydrocultuurmonster + controlemonster

q Reactievergelijking

Fe2+ + 3 C12H8N2 è      [ (C12H8N2)3Fe]2+

q Werkwijze

Let op: spoel het glaswerk tevoren met verdund zoutzuur en demiwater.

IJklijn: breng in 6 bekerglazen respectievelijk 0, 3, 6, 9, 12 en 15 ml van de standaardoplossing die 20 mg/l ijzer(II) bevat. Voeg aan elke oplossing 50 ml wijnsteenzuuroplossing en drie druppels paranitrofenol toe. Voeg ammonia 2 mol/l toe tot de oplossing sterk geel gekleurd is. Druppel nu zoutzuur 2 mol/l bij, tot de oplossing juist heel licht geel tot kleurloos is.

Voeg nu 5 ml hydroxylammoniumchloride-oplossing en 50 ml orthofenantroline-oplossing toe. Spoel de oplossingen kwantitatief over in maatkolven van 500 ml. Vul aan met water tot de streep en homogeniseer.

Monsters: filtreer zo nodig: pipetteer in 6 bekerglazen respectievelijk 10 en 25 ml hydrocultuurmonster en 25 ml controlemonster (elk in duplo). De monsteroplossingen krijgen dezelfde behandeling als de oplossingen voor het opstellen van de ijklijn; zorg echter i.v.m. de andere maatkolven (hier 100 ml) dat de volumina van de toe te voegen oplossingen 5 keer zo klein zijn. Spoel de oplossingen kwantitatief over in maatkolven van 100 ml. Vul aan met water tot de streep en homogeniseer.

Laat de oplossingen in de maatkolven gedurende 30 minuten staan en meet de extinctie van de oplossing tegen een blanco van de gebruikte chemicaliën bij een golflengte van 510 nm in een cuvet van 5 cm.

q Uitwerking

Maak de ijkgrafiek en bepaal uit de gevonden extincties, met behulp van de ijklijn, de concentraties ijzer in de monsters in mg/l

Maak een foutentabel (één per duplo) voor elke bepaling.

q Waarnemingen: Zie tabel

Tabel 10 Extincties van monsters bij 510 nm

 

IJkoplossing (ml)

Extinctie

0

0,001

3

0,036

6

0,257

9

0,333

12

0,424

15

0,561

Hydrocultuurmonster 10 ml 1

0,133

Hydrocultuurmonster 10 ml 2

0,135

Hydrocultuurmonster 25 ml 1

0,295

Hydrocultuurmonster 25 ml 2

0,288

Controlemonster 25 ml 1

0,338

Controlemonster 25 ml 2

0,295

Blanco

0,000

q Berekeningen

De concentraties (afgelezen) zijn:

De concentratie Fe in Hydrocultuurmonster 10 ml 1 = 0,155 mg/l

De concentratie Fe in Hydrocultuurmonster 10 ml 2 = 0,158 mg/l

De concentratie Fe in Hydrocultuurmonster 25 ml 1 = 0,331 mg/l

De concentratie Fe in Hydrocultuurmonster 25 ml 2 = 0,328 mg/l

De concentratie Fe in controlemonster 25 ml 1 = 0,371 mg/l

De concentratie Fe in controlemonster 25 ml 2 = 0,288 mg/l

 

De concentratie berekend door V1 . C2 =V2 . C2

De concentratie Fe in Hydrocultuurmonster 10 ml 1

C1 .10 ml = 100 ml . 0,155 mg/l

C1 = 1,55 mg/l

 

De concentratie Fe in Hydrocultuurmonster 10 ml 2

C1 . 10 ml = 0,158 mg/l . 100 ml

C1 = 1,58 mg/l

 

De concentratie Fe in Hydrocultuurmonster 25 ml 1

C1 . 25 = 0,331 mg/l . 100 ml

C1 = 1,334 mg/l

 

De concentratie Fe in Hydrocultuurmonster 25 ml 2

C1 . 25 ml = 0,328 mg/l . 100 ml

C1 = 1,312 mg/l

 

De concentratie Fe in de controlemonster 25 ml 1

C1 . 25 ml = 100 ml . 0,371 mg/ml C1 = 1,484 mg/l

In fles V1 . C1= V2 . C2

V . C1 = V2 . C2

10 ml . C1 = 1000 ml . 1,484 mg/l

C1 = 148,4 mg/l

 

De concentratie Fe in de controlemonster 25 ml 2

C1 . 25 ml = 100 ml .0,288 mg/l C1 = 1,152 mg/l

In fles 10 ml . C1 = 1000ml . 1,152 mg/l

C1 = 115,2 mg/l

 

In de controlemonster zat 1,1523 g Mohr’s zout opgelost in 1000 ml

C Fe =(C / Mm Mohr's zout) . Mm Fe

C Fe =(1,1523 g/l / 392,15 g/mol) . 55,85 g/mol = 164,111 . 10-3 g/l = 164,111 mg/l

 

Mohr’s zout is (NH4)2Fe(SO4)2.6H2O

Tabel 11 Foutentabel Hydrocultuurmonster 10 ml

Grootheid

Waarde

abs. fout

rel fout

% fout

V monster (ml)

10

0,01

1 .10-3

0,1

V wijnsteenzuur (ml)

10

0,01

1 .10-3

0,1

V hydroxylammoniumchloride (ml)

1

0,010

1 .10-2

1,0

V orthofenantroline (ml)

10

0,01

1 .10-3

0,1

V totaal (ml)

500

0,5

1 .10-3

0,1

Extinctie

0,133

0,002

1,50 .10-2

1,50

C Fe (mg/l)

0,155

2,81 .10-3

1,81 .10-2

1,81

C afgerond (mg/l)

0,155

3,0 .10-3

2,0 .10-2

2,0

Tabel 12 Foutentabel hydrocultuurmonster 25 ml

Grootheid

Waarde

abs. fout

rel fout

% fout

V monster (ml)

25

0,01

4 .10-4

4 . 10-2

V wijnsteenzuur (ml)

10

0,01

1 .10-3

0,1

V hydroxylammoniumchloride (ml)

1

0,010

1,0 .10-2

1,0

V orthofenantroline (ml)

10

0,01

1 . 10-3

0,1

V totaal (ml)

500

0,5

1. 10-3

0,1

Extinctie

0,295

0,002

6,78 .10-3

6,78.10-1

C Fe (mg/l)

0,331

4,04 .10-3

1,22 .10-2

1,22

C afgerond (mg/l)

0,331

4,0 .10-3

1,0 .10-2

1,0

Tabel 13 Foutentabel Controlemonster

Grootheid

Waarde

abs. fout

rel fout

% fout

V monster (ml)

25

0,01

4 .10-4

0,04

V wijnsteenzuur (ml)

10

0,01

1 .10-3

0,1

V hydroxylammoniumchloride (ml)

1

0,010

1,0 .10 –2

1,0

V orthofenantroline (ml)

10

0,01

1 .10-3

0,1

V totaal (ml)

500

0,5

1 . 10-3

0,1

Extinctie

0,338

0,002

5,92 .10-3

5,92 .10-1

C Fe (mg/l)

0,371

4,36 . 10-3

1,18 .10-2

1,18

C afgerond (mg/l)

0,371

4,0 . 10-3

1,0 .10-2

1,0

q Vragen

6. Vergelijk de gevonden concentratie ijzer in het controlemonster met de werkelijke waarde.

De gevonden concentraties ijzer in het controlemonster zijn lager dan de werkelijke waarden.

 

7 Te weinig gegevens voor berekening van de ijzerconcentratie aan het begin van de proef van de volledige voeding.

q Literatuur

Leene en Udo; Analytische scheikunde; 1e druk; blz. 126 t/m 146


Spectrofotometrische bepaling van fosfor in gewas BIJLAGE IV

q Inleiding

De analyse berust op de vorming van een blauw gekleurd complex tussen ammoniummolybdaat en fosfaationen in aanwezigheid van antimoonoxyionen en ascorbinezuur. Dit complex heeft een absorptiemaximum bij 885 nm (indien niet haalbaar: 720 nm).

In de hydrocultuur (en controlemonster) is het fosfor als H2PO4- ion aanwezig. In het gewas is fosfor niet als fosfaat aanwezig, maar gebonden aan organische stoffen. Voor de bepaling van fosfor in de hydrocultuur kan in een zuur milieu dus direct de kleurreactie worden toegepast. In het gewas moeten fosforverbindingen eerst worden omgezet in fosfaat. Bovendien moet het fosfor ook in oplossing worden gebracht om deze spectrofotometrisch te kunnen bepalen. We voeren daarom eerst een destructie uit: het plantje wordt helemaal afgebroken, fosforverbindingen omgezet in oplosbaar fosfaat.

Het bij de destructie gebruikte geconcentreerde zwavelzuur verkoolt het organische materiaal (alles wordt zwart en bruin). Samen met waterstofperoxide wordt al het organische materiaal geoxideerd waarbij de fosforverbindingen worden omgezet in fosforzuur.

De kernreactie van fosfaat met molybdaatreagens wordt door waterstofperoxide gestoord. Na volledige destructie moet daarom nog enige tijd worden gekookt om de eventuele overmaat waterstofperoxide kwijt te raken.

q Vragen vooraf

1. Wat is het doel van de destructie?

Het doel van de destructie is om de onoplosbare fosforverbindingen te verbreken om het te laten omzetten in oplosbaar fosfaat.

2. Zoek in de chemiekaarten de gevaren op van geconcentreerd zwavelzuur en van 30% waterstofperoxide en handel ernaar

Gedaan

3. Bij welke temperatuur kookt geconcentreerd zwavelzuur? En waterstofperoxide?

Kookpunt zwavelzuur 290 0C = 563 K

Kookpunt waterstofperoxide 108 0C = 381 K

4. Waarom is filtreren van het destruaat belangrijk?

Het plantje verkoold. Alle fosfor zit dan in de oplossing. Het verkoolde plantje kan de waarneming verstoren. Omdat al het fosfor in de oplossing zit is het plantje nutteloos en kan weg gefiltreerd worden.

5. Zoek de kleur op van fenolftaleïne in basisch en zuur milieu.

In zuur milieu kleurloos

In basisch milieu paarsrood bij pH > 13 vindt ontkleuring plaats

6. Waarom moet aan alle maatkolven molybdaatreagens toegevoegd worden voordat de maatkolven worden aangevuld tot de streep? -

7. Waarom mag je alleen de concentratie berekenen m.b.v. de oplossingen die binnen de ijklijn vallen?

De concentraties die buiten de ijklijn vallen zijn uitschieters, als je uitschieters mee gaat rekenen klopt de concentratie niet meer.

8. Verklaar of leidt de berekeningsformule af. -

q Reagentia

Fosfaatstandaard (100 mg P/l)

Los 0,439 g KH2PO4 p.a. op in water en vul in een maatkolf aan tot 1 liter.

Molybdaatreagens

Los 4,8 g (NH4)6Mo7O24.H2O (ammoniumheptamolybdaat) en 0,25 g K(SbO)C4H4O6 . 2H2O (kaliumantimoonoxotartraat) op in 400 ml 2 mol/l zwavelzuur en vul aan tot 500 ml met 2 mol/l zwavelzuur.

Ascorbinezuuroplossing

Los 2 g ascorbinezuur (C6H8O6) op in 100 ml water.

Zwavelzuur (geconcentreerd)

Waterstofperoxide (30%)

q Analysemateriaal

gewas + controlemonster

q Werkwijze

Dag 1:

Monstervoorbereiding gewas:

Zorg dat je minimaal over 3 g gedroogd gewas beschikt, snijdt het fijn en meng het goed. Weeg hieruit 1,5 g af (in duplo) en breng dit over in destructiekolven. Voeg in een zuurkast 50 ml geconcentreerd zwavelzuur (voorzichtig!) en enkele kooksteentjes toe. Zwenk en plaats de destructiekolf onder een hoek van 450 in een statief en breng het mengsel aan de kook. Als de oplossing begint te schuimen haal je de vlam even weg. Kook ongeveer 15 minuten (het organisch materiaal is nu verkoold). Laat afkoelen en voeg druppelsgewijs 30% waterstofperoxide toe tot de oplossing kleurloos wordt (voorzichtig: het kan gaan spatten!). Is het destruaat na toevoegen van 1 ml nog niet kleurloos, dan eerst weer verhitten en na afkoelen opnieuw waterstofperoxide toevoegen tot kleurloos (geen overmaat waterstofperoxide). Als de vloeistof is ontkleurd weer 5 minuten koken.

Laat afkoelen en breng het destruaat over in een maatkolf van 500 ml. Spoel de destructiekolf voorzichtig na met demiwater (spatten!) in de maatkolf. Vul de maatkolf aan met water (tussentijds af laten koelen) en homogeniseer.

Zet op dezelfde manier een blanco bepaling in (in enkelvoud).

Breng de inhoud van de maatkolven over in een fles met schroefdop en bewaar deze tot het volgende practicum.

Dag2:

IJklijn:

Verdun de fosfaatstandaardoplossing eerst 100 maal. Pipetteer in maatkolven van 50 ml respectievelijk 0, 10, 20, 30 en 40 ml van deze verdunde fosfaatstandaardoplossing.

Monsters:

Filtreer zonodig het destruaat.

Pipetteer in zes andere maatkolven van 50 ml respectievelijk 2 ml en 4 ml destruaat (duplo’s) en blanco destruaat. Neutraliseer met 4 mol/l NaOH op fenolftaleïne (twee druppels). Voeg dan juist zoveel 2 mol/l H2SO4 toe zodat de oplossing weer licht zuur is t.o.v. fenolftaleïne.

Breng in iedere maatkolf het volume op ca 40 ml. Voeg dan 2 ml ascorbinezuur en 5 ml molybdaatreagens toe. Meng goed, vul aan met demiwater en homogeniseer.

Laat de maatkolven tenminste 10 minuten en niet langer dan 30 minuten staan. Meet dan de extinctie bij 885 nm (indien niet haalbaar 720 nm).

q Uitwerking

· Bereken de concentraties fosfaat in mg/l P van de ijkoplossingen en teken de ijkgrafiek op mm papier

· Bepaal m.b.v. de ijklijn in Excel de concentraties (mg/l P) in de verschillende monsteroplossingen; neem hierbij alleen de oplossingen die binnen de ijklijn vallen.

· Bereken hieruit m.b.v. onderstaande berekeningsformule het gehalte P (in mg/g) in het gewas.

· Maak een foutentabel (één per duplo) voor elke bepaling.

Voor het gewas: Gp = 50 /  C l . Vm . ½

Voor controlemonster: Gp = 50 /  C l . Vm

i

waarin:

Gp = P gehalte in gewas (mg/g)

C l = concentratie P in verdunde oplossing volgens LIJNEN (mg/l)

50 = volume maatkolf waarin kleurreactie is uitgevoerd (ml)

Vm = volume monsteroplossing waarmee kleurreactie is uitgevoerd (mg/l)

½ = volume maatkolf waarin destruaat (l)

i = inweeg droog gewas (g)

q Waarnemingen: Zie tabellen

Tabel 14 Inweeg gewas

Meting

1

2

massa schuitje + inhoud (g)

0,84

massa schuitje (g)

0,02

massa inhoud (g)

0,82

Tabel 15 Extincties [ nm]

ijkoplossing (ml)

Extinctie

0

 

10

 

20

 

30

 

40

 

destruaat 2 (ml) 1

 

destruaat 2 (ml) 2

 

destruaat 4 (ml) 1

 

destruaat 4 (ml) 2

 

blanco 1

 

blanco 2

 

q Foutendiscussie

De proef konden wij niet uitwerken, omdat de buis met destruaat gesprongen is en het destruaat eruit gelopen is.

q Vragen

9. Zoek van de door jou geanalyseerde oogst op hoeveel plantjes er waren, hoeveel zijn geoogst en wat de massa daarvan is. Bereken hieruit hoeveel fosfor in het totale gewas is opgeslagen op het moment van oogsten. Is deze hoeveelheid fosfor uit de hydrocultuur opgenomen?

q Literatuur:

Leene en Udo; Analytische scheikunde; 1e druk; blz. 126 t/m 146